Eindelijk begint het erop te lijken, de lente. Af en toe hebben we ervan mogen proeven, maar nu is het zover. De zon schijnt volop en het resultaat daarvan zien we in de groei van planten en bloemen. En dat niet alleen, de paringstijd van de eenden is aangebroken mét resultaat. Kunnen we van deze eieren nog de pulletjes zien, of is dit broedsel voortijdig tot einde gekomen door bijvoorbeeld de marter, de rat of roofvogel?
De knoppen van de peren aan de berceau staan op uitkomen. Wanneer de bloesem tevoorschijn komt, kan bestuiving plaatsvinden. Deze bestuiving gebeurt door de wind en insecten. Gelet op de hoeveelheid bloesem lijkt het erop dat we dit jaar weer op een grote oogst mogen rekenen. Maar dan moet nachtvorst geen roet in het eten gooien.
De bostulp komt in al zijn glorie op, maar is eigenlijk een slechte bloeier. Op de meeste plaatsen staan veel niet-bloeiende planten, die slechts uit één blad bestaan. Toch zien we ook hier veel knoppen van deze bijzondere stinzenplant. Wanneer de zon schijnt, richt de bol zich op. Bij regen en opkomende duisternis gaat de bol dicht en de steel hangen. De bostulp op de foto is door het schelpenpad bij de grafheuvel heen gegroeid. De bostulp vermenigvuldigt zich namelijk op een bijzondere wijze. Uit het bolletje kan een lange uitloper tevoorschijn komen en aan het eind daarvan ontwikkelt zich dan een nieuw bolletje. Dit wordt dan na verloop van tijd weer een nieuwe tulp.
Ook bij andere planten zien we dat ze zich verplaatsen. Dit niet alleen door de uitbreiding van de bestaande pol, maar ook door het spontaan opkomen op andere plaatsen. Voorbeelden hiervan zijn: sneeuwklokje, bonte krokus, holwortel, vingerhelmbloem en gele anemoon. De veroorzaker van deze spontane verplaatsing is de mier. De mier haalt zijn voedsel uit een aanhangsel aan vruchtjes of zaden van bijvoorbeeld de hiervoor genoemde plantensoorten. Denk hierbij aan een klein wormpje. Dit aanhangsel wordt ook mierenbroodje (elaiosoom) genoemd. In dit mierenbroodje zit vooral suiker en zoals we
weten, zijn mieren hier dol op. De mieren slepen het vruchtje met aanhangsel vaak weg, eten het aanhangsel op en laten het vruchtje liggen. Zo helpen de mieren bij de verspreiding van zaden. Welke plant we vooral niet moeten vergeten is het lenteklokje. Hij bloeit nu in de laatste takkenril van het landschapspark/bos. Hieronder een foto van het lenteklokje in knop.
Het lenteklokje is familie van het sneeuwklokje. Het lenteklokje heeft een bloemstengel van ongeveer 20 centimeter. Uit deze bloemstengel komen één, soms twee, bolvormige knikkende bloemen. Deze bloemen bestaan uit 6 witte bloemdekbladen, met aan de top een geel/groene vlek. In het hart van de bloem zien we 6 meeldraden met in het midden het vruchtbeginsel.
Na de bloei zien we de vrucht van het lenteklokje, een soort van groen erwtje. Hoewel de grootte verschilt, is deze vrijwel identiek aan de vrucht van het sneeuwklokje. Het lenteklokje bloeit op een voedselrijke, zeer vruchtbare bodem.
Anneke Kuiper